Geschiedenis van de Reuzen
In Borgerhout kan niemand om de reuzen heen. We kennen de Reuzenpoort, Reuzen-straat, Reuzenommegang, het Reuzenhuis en natuurlijk ... het Reuzenhof. Hoe is Borgerhout zo verslingerd geraakt aan haar "reuskes"? Een korte historie..
In 1536 werd een kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Victorie (de latere Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw), ingewijd. Bij dit feest hoorde een kermis en een jaarlijkse optocht. Om deze optocht te verfraaien, besloot men in 1712 figuren te laten vervaardigen. De plaatselijke middenstand betaalde bekende kunstenaars en ambachtslieden niet minder dan 427 gulden voor een reus, reuzin, een dolfijn, een hemel en een schip. Tussen 1713 en 1722 breidde het gezelschap eerst uit met het "cleyn schip", een "moor", vier engelen, en de meedekenswagen, vervolgens met twee kleine reusjes en een zwaan. Om alle spullen goed te kunnen bewaren, gaf men nog eens 1.300 gulden uit voor de bouw van een opslagplaats. De opslagruimte lag tegenover de kapel: het Reuzenhuis.
Het was een succesverhaal en al gauw werd er met jaloezie gekeken naar Borgerhout. De stad Antwerpen verbood in 1722 de uitgang van de stoet om meer volk naar de Sint-Laurijskermis te trekken. In Borgerhout deed men er prompt nog "drie grote en kleine duivels en een hellewagen" bij. Daarnaast huurde men een dansleraar in. Sindsdien staat de dansmeester op de reuzenwagen om de maat en de passen van het menuet aan te geven. Een menuet (afgeleid van pas menus, kleine passen) was toen volop in de mode aan de hoven en bij de rijke burgerij. Bovendien hadden de reuzen kleine pasjes nodig om behoorlijk te kunnen dansen op de wagen.
De achttiende eeuw was tegelijk een eeuw van succes èn tegenwerking voor de reuzen. Antwerpen spande een proces aan bij de Raad van Brabant (1728). Later vond de Oostenrijkse keizer-koster Jozef II dat processies niet pasten in de tijd van de verlichting (1786-1790). Tenslotte verbood de Franse bezetting alle openbare feesten en processies buiten de kerk (1794). Door de steun van de kantonvoorzitter van Berchem, kreeg men het toch gedaan de ommegang te laten uitgaan.
In de twintigste eeuw kon de stoet niet doorgaan tijdens de oorlogen en in 2000 door een enorme storm. Gelukkig hebben de Borgerhoutenaren de traditie steeds in ere hersteld.
De optocht vond niet altijd plaats in september zoals nu. Soms werd hij in juli of augustus gehouden, de maandag na Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw. Tot in 1962 kwam enkel de reuzenwagen buiten en om de vijf jaar de grote stoet met de andere creaturen/creaties. Vanaf die tijd kennen we de klassieke reuzenstoet, voorafgegaan door andere reuzen en een reclamestoet van de plaatselijke middenstand. Dat laatste onderdeel werd eind vorige eeuw geschrapt.
Op de reuzenwagen heerst een hiërarchie. De jongste telg is de schenker. Daarop volgt Kinnebaba, Dolfijn, Reus en Reuzin.
De wagen heeft een uithangbord waarop te lezen staat:
Hij is het Manneken, bijgenaamd de Wereld vol Cruycen, Laet lachen die willen, want de Reuzen zijn aen't drillen, Tot vermaek van groot en cleyn, Die van Momus niet en zyn.
Hij is het Manneken, bijgenaamd de Wereld vol Cruycen, Laet lachen die willen, want de Reuzen zijn aen't drillen, Tot vermaek van groot en cleyn, Die van Momus niet en zyn.
Zeg niet zomaar een pop tegen een reus!
Reuzen worden niet gemaakt maar geboren. Ze krijgen een doopakte, een meter en peter. Later kunnen ze ook huwen, kinderen krijgen en sterven. Zo zou Kinnebaba het kind van het oudste, grote reuzenpaar zijn. Als enige niet-levende inwoners van een stad of gemeente staan ze in het bevolkingsregister ingeschreven. Dat maakt van hen net zoveel burger als van ons allemaal!
Reuzen zijn dus meer dan volksvermaak. Ze vertegenwoordigen hun stad en hun mede-burgers, die ze al eeuwen kennen. Hun geschiedenis is onze Borgerhoutse geschiedenis.
Met dank aan Geert Janssens (Heemkundige Kring Borgerhout) & Paul Van Goethem, (Borgerhout.tv)
BRASSERIE REUZENHOF